Er staat een kerk op storten
Uit de Spiegel van juli 1955, door P.W. Russel
"Ja, dit is een ramp", zei burgemeester J.C. Meyboom van Diever, toen ik hem opbelde om een afspraak te maken. „Beslist een ramp, zoals de kerk er nu bij ligt", herhaalt hij, als wij op het kerkplein in het centrum van zijn dorp staan. Diever, het bijna vijf-en-dertig-honderd zielen tellende dorp tussen Assen en Meppel, kent in deze dagen nog maar één gesprek: de kerk. De bakker en de melkboer, de burgemeester en de jonge dominee Smit. allen zijn er vol van. „Er zijn twee mogelijkheden: óf we gaan de kerk het volgend jaar sluiten en schaffen een bordje aan ,,Ruïne te bezichtigen", óf er wordt gerestaureerd." Zo stond het op een folder en het hele dorp is geschrokken.
De hervormde gezinnen in het dorp - het is hun kerk - brachten 22.000 gulden bij elkaar; vlugschriften leverden nog eens tien mille op en een fonds beschikte nog over drieduizend gulden. Vijf-en-dertig-duizend gulden dus. Die zijn er.
„Maar weet u wat dit gaat kosten?" vraagt burgemeester Meyboom, die nu al zestien jaar zijn krachten aan Diever geeft. „We hadden een eerste begroting en daar stond als eindbedrag 170.000 gulden op. Daar was niet bijgerekend wat er allemaal in de kerk moet gebeuren, na de restauratie. Ik bedoel zaken zoals meubilair, verwarmingsinstallatie en verlichting.
Maar wacht even. Kijk, ziet u die meneer daar uit de kerk komen? Juist, dat is de heer G.C. Helbers. de directeur van het Provinciaal Museum in Assen. Moet u hem eens vragen, waarom het allemaal zo duur gaat worden." „Hierom", zegt de heer Helbers, die breedgeschouderd en goedgehumeurd is, „we gaan deze kerk niet repareren, niet herstellen, maar restaureren. En dat betekent, dat we alles zoveel mogelijk in de oude en originele vorm terugbrengen." „Deze kerk staat op instorten", aldus de directeur van het museum in Assen. „Niets meer en niets minder. Alle maatregelen, die nodig waren, zijn genomen. We gaan restaureren, dat is één. We hebben een restauratiecomité, dat is twee. Gedeputeerde Staten zijn helemaal accoord, dat is drie en er is een begroting, nummer vier. We startten dus, twee weken geleden." |
„Maar wat ontdekken we? Tien centimeter onder de huidige tegelvloer in de kerk ligt een tweede vloer, van rode plavuizen. Oh, dachten we, de originele staat van de kerk was dus tien centimeter lager. Neen, helemaal niet, want nog eens vijfentwintig centimeter lager vinden we een tweede vloer, van groene en gele tegeltjes.
Maar wacht even. Kijk, ziet u die meneer daar uit de kerk komen? Juist, dat is de heer G.C. Helbers. de directeur van het Provinciaal Museum in Assen. Moet u hem eens vragen, waarom het allemaal zo duur gaat worden." „Hierom", zegt de heer Helbers, die breedgeschouderd en goedgehumeurd is, „we gaan deze kerk niet repareren, niet herstellen, maar restaureren. En dat betekent, dat we alles zoveel mogelijk in de oude en originele vorm terugbrengen."
„Deze kerk staat op instorten", aldus de directeur van het museum in Assen. „Niets meer en niets minder. Alle maatregelen, die nodig waren, zijn genomen. We gaan restaureren, dat is één. We hebben een restauratiecomité, dat is twee. Gedeputeerde Staten zijn helemaal accoord, dat is drie en er is een begroting, nummer vier. We startten dus, twee weken geleden."
„Maar wat ontdekken we? Tien centimeter onder de huidige tegelvloer in de kerk ligt een tweede vloer, van rode plavuizen. Oh, dachten we, de originele staat van de kerk was dus tien centimeter lager. Neen, helemaal niet, want nog eens vijfentwintig centimeter lager vinden we een tweede vloer, van groene en gele tegeltjes.
Dat betekent dus, dat we de hele kerk vijf-en-dertig centimeter moeten uitgraven, om de oorspronkelijke diepte terug te krijgen. We lopen door de kerk, de burgemeester de heer Helbers en ik. „Ga hier eens in dat gat staan", zegt de heer Helbers. „Ziet u wel, de kerk wordt hoger en imponeert nu veel meer door zijn verhoudingen. We hebben verder inkassingen gevonden waaruit blijkt, dat het middenschip en het hoogkoor eens overwelfd waren. Overal aan de zijkanten ziet u nog hele of halve colonetten; bij die halve heeft men in vroegere jaren de rest gewoon weggehakt, om „ruimte" te krijgen. En kijkt u eens naar de zoldering. Half verteerde planken uit 1760. Het gewelf zit er onder. De manier, waarop vroeger aan deze kerk is gewerkt, is gewoon Jn-elkaar-timmeren geweest.'
„Hoe oud is deze kerk van Diever eigenlijk, burgemeester?" vraag ik. „De kerk dateert uit 1400 en de toren uit 1100", is het antwoord. „Naar die tijd moeten we met onze restauratie dus terug", vult de heer Helbers aan. „Steeds doen we meer ontdekkingen: dichtgemetselde ramen, die open behoren te zijn; muren in zijbeuken die er maar gewoon tussengemetseld werden en kostbare zandstenen randen rond pilaren, waar de een of andere optimist rustig overheen kalkte." Maar al die verrassingen doen de begroting van de restauratie angstig naar boven lopen. De tweede (definitieve?) begroting moet nog komen, maar men vreest dik boven de twes ton te komen. „Maar dit kon niet langer", zegt burgemeester Meyboom, die tegelijk voorzitter van de restauratiecommissie is. „Twee tot drie jaar duurt de restauratie, maar we zijn beslist tegenover het nageslacht verplicht een bouwwerk als dit, met zulk een rijkdom aan schoonheid, te bewaren." |
„Hier in dit hoekje moet U gaan staan en dan naar boven kijken", adviseert de heer Helbers. Ik doe het en kijk dwars door het dak heen. Niet door een klein gaatje, maar door een opening, waar met gemak een divan in de breedte doorheen getrokken kan worden. Het dak van nieuwe pannen voorzien, kon ook niet meer, want geen mens durft meer naar boven. „Eerst moeten alle rotte balken weggehaald, want een kind zou er doorvallen", zegt de heer Helbers. Niet alleen in de kerk, maar ook in de toren zijn in de loop der eeuwen ramen dichtgemaakt. De steunbeer uit de vijftiende eeuw, vlak naast de ronde deure, kan elk ogenblik omvallen. De stenen, voor zover ze niet afbrokkelden, staan los op elkaar en de specie geen enkel houvast meer. |
Tot 1 juni van dit jaar (1955) zijn de kerkdiensten in Diever gewoon doorgegaan. En het is goed, dat de dorpelingen het niet zo precies geweten hebben. Want toen men begon met breekijzers de planken van de zijvloeren los te breken, toen bleven de planken zitten en vielen de verteerde binten naar beneden. ,,Om niet eens te praten van de kerkbanken zelf", merkte de burgemeester op. „Daar, vóór de kerk ziet u ze liggen: één hoop vermolmd hout. Ze vielen in elkaar toen men ze wilde wegdragen."