U bevindt zich hier: Home » Dorpen » Zorgvlied » Oude Willem

Oude Willem

Foto boven. Boerderij "De Uilenhorst" ten tijde van het verblijf van studenten die deelnamen aan de werkkampen voor studenten in midden dertiger jaren.

Dit is de jongste grote ontginning binnen de gemeente Diever. De ontginning dateert van 1910 en was tot dan een soort "oergebied" van uitgestrekte heideveld en veen. Het gebied ligt in drie gemeenten, Diever en Smilde in de provincie Drenthe en Ooststellingwerf in de provincie Friesland. Het kreeg de naam Oude Willem van een oude schaapherder die toen in dit gebied met zijn kudde rondtrok.

Het Waterse deel was in de eerste helft van de 19e eeuw in bezit van de Maatschappij van Weldadigheid, die een deel had ontgonnen tot bouw- en grasland. De gemeente Diever en Smilde attendeerden het ministerie van Binnenlandse zaken er op dat het Dieverderveld, het grootste deel van het huidige gebied Oude Willem, niet meer werd gebruikt voor de schapenhouderij.

Kaart Oude Willem omstreeks 1920.

Het gebied was geschikt voor een werklozenproject zoals dit door de staat werd gedaan bij Kootwijk op de Veluwe. Het complex werd in 1910 aangekocht en in cultuur gebracht door Floris Vos. Deze Floris Vos heeft als lid van de Tweede Kamer furore gemaakt met zijn pleidooien voor afschaffing van tollen langs openbare wegen.

Na verloop van tijd gingen de bezittingen over naar de N.V. Landontginningsmaatschappij "De Drie Provinciën" met als enige aandeelhouder mr. Christiaan Wilhelm Janssen. Hij stak veel geld in de ontginning en stichtte een inrichting voor opvang van verwaarloosde jongens, die het boerenvak konden leren.

  • PRINS BERNARD KAZERNE
  • STUDENTEN WERKKAMP DE UILENHORST
  • KONINGINNEDAG IN HET KAMP

De Prins Bernard Kazerne

DIEVER - De Historische verenigingen van Diever en Appelscha hebben een tweede onderduikershol ontdekt in het bos bij Oude Willem. Het hol diende als onderkomen voor leden van de knokploeg die eind 1944 uit de gevangenis van Assen bevrijd werden.

Het werd glimlachend ook wel de Prins Bernhardkazerene genoemd. Het hol van 30 vierkante meter was ingegraven in een heuvel tussen de dennenaanplant, nabij hetnheideveld "De Stoevert".
De onderduikersplek is na de oorlog dichtgegooid, daardoor is er niet veel meer van te zien.

Johan Oosterloo uit Norg, redacteur van de Historische Vereniging Appelscha, wist het hol op te sporen.

   
Zoals het onderduikershol er vermoedelijk uit gezien heeft. Enkele leden van de werkgroep WOII op de locatie van het hol.

Dit jaar wordt een weg van 17 m breedte aangelegd

Op het oogenblik wordt er te Diever weer een studentenwerkkamp gehouden. Onder toezicht van het Staatsboschbeheer (houtvesterij Assen) en onder leiding van een technicus uit Delft wordt er gegraven, gehakt en gespit, heuveltjes weggenomen en met het verkregen zand weer laagten opgehoogd, bij welk werk kipkarren, welwillend door het Boschbeheer verstrekt, goede diensten bewijzen.

Naast elkaar worden aangelegd een 'berkensingel, rijwielpad, berm, berkensingel, sloot, berm, rijweg, waarnaast weer een berm met berkensingel. De gezamenlijke breedte ïs zeventien meter, zoodat het voor de hand ligt, dat enorm veel werk gedaan moet worden. Het geheel wordt begrensd door slooten, die door werkloozen worden gegraven, omdat dit werk veel vaardigheid vereischt. De verbinding zal drie kilometer lang worden, waarvan één kilometer gereed is gekomen.

Het werk zal dit jaar niet voltooid kunnen worden, daar men denkt tot 10 September door te gaan. Op 8 Juli zijn de werkzaamheden begonnen, die voor de menschen van de eerste etappe niet gemakkelijk waren, omdat veel boomen verwijderd moesten worden In de tweede etappe, die thans bezig is, bevinden zich studenten uit Utrecht, Groningen, Amsterdam en Leiden, benevens twee uit Polen.

Leeuwarder Nieuwsblad (23-08-1934)

Nut en genoegen van lichamelijken arbeid

De heer Jan Zuijderhoff schrijft ons:

Het Handelsblad is destijds zoo vriendelijk geweest de op schrift gestelde enthousiaste indrukken van mijn deelneming aan het Eerste Ned. Studenten-Werkkamp (1931) op te nemen. Werkzaamheden in de maatschappij verhinderden mij, deel te nemen aan een van de volgende kampen. Dit jaar kon ik mij gelukkig niet geheel onbetuigd laten en kon ik aan een zakenreis verbinden een dag en een nacht overblijven op het Studenten-Werkkamp.

Het kwam zoo uit dat ik niet eerder dan tegen het vallen van den avond den fietstocht van Assen naar Diever, onder welke gemeente „De Uylenhorst", de boerderij waarop het kampement van het Studenten-Werkkamp is gevestigd, kon aanvaarden. Ik had mij al voorbereid op een nacht onder den blooten hemel; het was trouwens een mooie nacht.

Toch was het een uitkomst, dat ik een tot binnengaan lokkend Amerikaansch uitziend „restaurant" aan den weg binnenging, omdat deze daad mij in aanraking bracht met den eigenaar, den heer Punter, die terstond zich bereid verklaarde den weg te wijzen.

Intusschen kwamen we toch, ondanks de hindernissen, nog eerder in het kamp dan ik dacht! Hoe heerlijk vredig en fantastisch mooi in den maneschijn lag de eenzame boerderij van het Werkkamp midden in de hei!
Het was inmiddels bij elven geworden; zoodat de meeste kampers reeds ter stal waren gegaan in den letterlijken zin des woords. Maar daar mijn komst verwacht werd, was er in het woonlokaal — waartoe de dorschkamer was gepromoveerd, terwijl de zolder erboven als slaapruimte voor de meisjes was ingericht — toch nog eenig vertier te bekennen, oergezellig had men die woonruimte gemaakt.

De brandende groote kaarsen, die zoo maar in een waschblik geplant waren, gaven aan dit eenvoudige witgekalkte lokaal met simpele schragen en banken, een bijna heilige stemming. Wat dennegroen en de groote dubbele tochtdeur droegen intusschen zeker bij tot deze wondere stemming. Maar per slot was het werkkamp — waarvoor de deelnemers het pension tegen kostprijs betaalden, dus nog geld moesten toebetalen inplaats van loon te ontvangen — niet begonnen om „sfeer", maar om kameraadschappelijken handenarbeid in de buitenlucht.

Om vijf uur werd reveille geblazen. En tegen half zes was het heele kampement buiten. Het was Koninginnedag, en zoo werd de dag begonen met het plechtig hijschen van de driekleur in tegenwoordigheid van alle kampers en onder het zingen van het Wilhelmus. Na deze plechtigheid fietsten dé jongens naar het werk. De meisjes zorgden inmiddels voor het ontbijt, dat ze twee uur later op het werk zouden brengen om het daar gezamenlijk met de jongens te nuttigen.

De Uilenhorst het kampement De stal als slaapplek De dames zorgden voor het eten
Uiterst links. 2009. In het witte gebouw was de stal waar de studenten sliepen. Het zwarte gebouw was de overkapping van de gierkelder. Links. De stal voordat de Uilenhorst in 2009 werd afgebroken.

Koninginnedag in het kamp

Het werk bestond dan in het aanleggen van een weg door de hei. Een uiterst klein gedeelte van een groot werkverschaffings project van Staatsboschbeheer voerden de studenten uit. Men was bezig met behulp van kipkarren zand te verplaatsen om de goede niveauhoogte te verkrijgen.

Het werk werd na een poosje voor een half uur onderbroken voor het gemeenschappelijke ontbijt met de meisjes op het werk. En omdat het nu juist Koninginnedag was, werd daarna de gelegenheid benut om een eenzaam berkenboompje op het nieuwe pad te wijden — een berkenboompje dat men bij het uitkappen van het dennenbosch, waardoorheen het pad gemaakt werd, met opzet had laten staan — als „Wilhelminaberk". Mr. R. S. s'Jacob, de leider van de derde etappe van het kamp, sprak bij deze wijding eenige toepasselijke woorden.

De „kampma", de studente Janna de Keijzer, onthulde de gedenkplaat. Daarop gingen de meisjes weer terug naar het kampement; de jongens werkten voort totdat de dagtaak van 7 uur volbracht was, sneller dan we dachten. Hoe kon het ook anders? Men werkte kameraadschappelijk en zag langzaam maar zeker het werk vorderen. Ligt hierin niet een groote voldoening?

Het werken was ook mij weer best bevallen. Het is wel geen geroutineerde vakarbeid, maar er schuilt een merkwaardige voldoening in dit soort handenarbeid in de buitenlucht — waarbij men bij het doorbreken van de zonnewarmte steeds meer kleeren uitdoet en ten slotte ten minste bij goed warm weer met ontbloot bovenlijf werkt. Men voelt op die oogenblikken, dat sport goed beschouwd een surrogaat is voor de natuurlijke behoefte aan lichamelijken arbeid in de buitenlucht.

Het speet mij dan ook echt. dat ik niet enkele dagen weer student onder de studenten kon zijn. Student op zijn best. Want in het Studenten Werkkamp kent men geen groote politiek en geen studentenpolitiek.
De studentenvereeniging „Studiosi luvare Delectamur" en het Ned. Comité van de Int. Student Service hebben het kamp op touw gezet.

Uit Algemeen Handelsblad (08-09-1934)

Aanleg 17 m breed zandweg De werkzaamheden Studenten op pad naar de werkzaamheden